Voor 1840 was de heidegrond rondom Hilversum het gemeenschappelijk gebruik van de Erfgooiers. Met de Heideverdeling werd dit sterk ingeperkt en kon een gedeelte van de grond verkocht worden. Dit trok vooral rijke Amsterdammers aan. Eén van die Amsterdammers was de arts en hoogleraar Anatomie Gerard Vrolik. Hij kocht het gebied Liebergen. Op 10 mei 1844 werd de eerste steen gelegd voor zijn hoeve bij het Laarderwasmeer. Hij vernoemt deze hoeve naar zijn tweede vrouw, Anna van Swinden. Hij bezat overigens al de buitenplaats Drakenburg in Baarn en gebruikte vermoedelijk zijn nieuwe aanwinst als uitvalsbasis voor tochtjes in het Gooi. Anna’s Hoeve komt nog enkele keren in andere handen tot het eind 19e eeuw afbrandt en herbouwd wordt. Onder Jonkheer Kretschmar van Veen verwildert het gebied tot het in 1932 door het grondbedrijf van de gemeente Hilversum wordt gekocht. In de vorm van een werkverschaffingsproject wordt het gebied omgetoverd in een recreatiegebied met siervijvers en heuvels, naar plan van W.M. Dudok. Ook kwam een theeschenkerij en een grote speeltuin, met onder andere een achtbaan, spookhuis, reuzenrad en een treintje. In 2005 komt er door weer een brand een einde aan de theeschenkerij en speeltuin.